Meten en uitzetten.



De aannemer laat eventueel bomen rooien, sloten dempen enz.
Voordat met de bouw wordt begonnen wordt eerst het bouwterrein ingericht.
De aannemer maakt hiervoor een terreinplan.

Op het terreinplan staan:

1. Rooilijnen - erfgrens - peil:


De precieze plaats van het bouwwerk is aangegeven in het Bestemmingsplan van de gemeente.
In het bestemmingsplan zijn de rooilijnen aangegeven.
Rooilijnen zijn de lijnen waartussen het gebouw precies moet komen.

De voorgevelrooilijn zorgt er voor dat alle voorgevels in een straat gelijk lopen, deze wordt meestal van af het midden van de straat gemeten.
In bepaalde gevallen kan ook men de rooilijnen voor de zijgevels en de achtergevel aangeven.
De Dienst Bouw en Woningtoezicht van de gemeente komt de rooilijnen uitzetten.
Op de kruisende van erfscheiding en voorgevelrooilijn lijnen plaatsen zij 2 piketten, de bovenkant rood geschilderd om goed op te vallen.
In de bovenkant slaat men een spijker om het precieze punt aan te geven ( verklikkers ).

De Erfgrens - terreingrens of erfscheiding geven de grenzen aan van het stuk bouwgrond waarop het gebouw staat met tuin enz.
Het is het stuk bouwgrond dat je hebt gekocht, de grenzen zijn tot op de cm. bepaald.
Als je als bewoner je garage bijvoorbeeld 5 cm over de erfscheiding van je buren bouwt, kunnen zij eisen dat je hem weer afbreekt.


Woning met aangegeven voorgevelrooilijn.

Gemeentepiket voor rooilijnen.




Het peil.


Het peil is een belangrijke maat die van te voren is afgesproken, het is de bovenkant afgewerkte vloer.
Het peil ligt ± 200 a 300 mm. boven de kruin ( hoogste punt ) van de straat.
Het peil wordt net als de rooilijnen meestal aangegeven door de gemeente.
Je kunt de maat van het peil ook overnemen van het huis van de buren.

Van uit het peil meet je alle hoogtematen van het huis.
Van uit het peil naar beneden ( - ) meet je de maten voor de fundering, van uit het peil naar boven ( + ) voor de verdiepingen.

2. Hoeken uitzetten:


Na dat de voorgevelrooilijn is aangegeven kan men beginnen met uitzetten.
Eerst worden de hoekpunten van het gebouw uitgezet.

Bij het uitzetten heb je de maatvoeringtekening nodig, hierop staan de maten van de gevels van het gebouw.
Op de hoeken worden jalons geplaatst, dit zijn rood-witte ijzeren palen.


Maatvoeringtekening.

Jalons.


De hoeken moeten zuiver haaks ziin.
Voor een eenvoudige woning kun je een bouwhaak gebruiken.
Voor grote gebouwen worden nauwkeurige meetinstrumenten gebruikt zoals het pentagoonprisma, hoekspiegel en theodoliet.


Hoeken uitzetten.


Maken van een bouwhaak.



Bouwhaak.


Bij het uitzetten van grote hoeken gebruik je een bouwhaak.
De bouwhaak noem je ook wel de 3- 4- 5 steek.

Op de 3 latten zet je een veelvoud uit van 3 - 4 en 5.
Bijvoorbeeld: 3 x 20 cm - 4 x 20 cm en 5 x 20 cm.
of: 3 x 30 cm - 4 x 30 cm en 5 x 30 cm.
Het is maar net hoe groot je de bouwhaak wilt maken.



a. Hoek vast maken.

b. Maat uitzetten.

c. Schuine zijde vast maken.


Je neemt 3 latten van ± 10cm breed en ± 2 cm dik, de latten moeten wel zuiver recht zijn.
Hoe lang je de latten neemt hangt af van hoe groot je de bouwhaak wil maken.
Volgens het voorbeeld boven nemen we 2 latten van ± 1,5 meter lang en 1 lat van ± 1 meter lang.

3. Bouwraam uitzetten:



Bouwraam.




Om het bouwwerk wordt het bouwraam uitgezet.
Het bouwraam bestaat uit piketten ( 50 x 50 x 1000mm) en planken van ± 100 of 120 mm breed en en 20 mm. dik.
Tussen het bouwraam en het bouwwerk moet je voldoende werkruimte houden ( ± 1,30 m. tot 1,50 m. ).
De bovenkant van het bouwraam is het peil.



De hoeken staan van het gebouw staan aangegeven met jalons op de bouwplek.
Op het bouwraam worden nu de buitenmuren ( spouwmuren ) en de binnenmuren afgeschreven.
Ook de fundering ( aanlegbreedte ) wordt afgeschreven op het bouwraam.

Werkvolgorde:





Zet 2 piketten op de hoeken.
Span een draad tussen deze 2 piketten.



Sla tussen deze 2 piketten de overige piketten met een tussen ruimte van 1,50 of 2,00 m.


Meet op de 2 hoekpiketten het peil af met waterpas, waterpasinstrument of laserapparaat.


Span een draad tussen de 2 hoekpiketten op de hoogte van het afgetekende peil.
Neem het peil over op alle andere piketten.


Bevestig de bouwplanken op de piketten met 2 draadnagels.
Houdt de bovenkant van de planken precies gelijk met het peil.


De planken laat met op 1 hoek doorlopen.
Hierdoor heb je zo min mogelijk zaagwerk.


Bouwjuk:



Bouwjuk bovenaanzicht.

Bouwjuk detail.


Bij eenvoudige kleine bouwwerken, bijvoorbeeld een garage of schuur zet men alleen bouwplanken op de hoeken en op de plaatsen van de tussenmuren, men noemt dit een bouwjuk.
Bouwjukken maak je van 2 of 3 piketten met korte bouwplanken.

Aftekenen van de maten op het bouwraam:




Span een draad over het bouwraam, langs de jalons, begin op de plaats van de rooilijn.
Je kunt de draad op de bouwplank bevestigen met een draadnagel of door een draadnagel bovenop de bouwplank te slaan.



Zet daarna de andere gevels uit, doe dit haaks op de eerste draad.

Je kunt controleren of de hoeken haaks zijn met een bouwhaak.
Leg de bouwhaak op een stapeltje stenen zo dat hij dezelfde hoogte heeft als het bouwraam.


De plaats waar de gevels ( spouwmuren ) komen wordt aangegeven met zwarte of rode verf.



De tussenmuren meet je uit met een meetband van af de afgeschreven buitenmuren.

4. Uitgraven:




Er wordt een bouwput gegraven waarin de fundering komt, de aanlegdiepte.
De diepte van de bouwput hang af van de soort grond en de soort fundering.
De vorstgrens ligt op 600 mm. beneden het maaiveld, de aanlegdiepte is dus altijd groter dan 600 mm.
De zijkanten van de bouwput worden schuin afgegraven zo dat de grond niet naar beneden kan vallen.
De schuine zijkant noem je een talud.


5. Uitloden:




De fundering staat op de bouwplanken aangegeven.
Deze gaan we nu uitzetten in de bouwput, dit doe je door draden te spannen en het snijpunt loodrecht naar beneden over te brengen.
Dit overbrengen van meetpunten en meetlijnen noemen we uitloden, je doet dit met de waterpas.
Het snijpunt wordt aangegeven met piketjes.
Men is nu zover dat begonnen kan worden met het aanbrengen van de funderingen.